Volgens eilanders is de grens van het toerisme op Ameland bereikt. De vrees is dat familiebedrijven worden overgenomen door grote bedrijven. “We hebben hier de afgelopen honderden jaren juist geleerd om voor onszelf te zorgen,” legt Amelander Richard Kiewiet uit. Door de COVID-19 pandemie zagen de Waddeneilanden een enorme toename van toeristen, waaronder mensen die onbekend waren met de waarden van het eiland.
Het trok echter ook nieuwe ondernemers aan die willen profiteren van de populariteit.Richard, al veertig jaar natuurkenner en waddengids, vindt dat het tijd is om goed voor het eiland te zorgen en het niet te verkopen aan multinationals. Hij legt uit hoe campings zijn ontstaan door onze voorouders en zijn verworden tot corporaties die hun winst verdelen onder de dorpelingen. Grotere bedrijven begrijpen deze normen en waarden echter niet en verhogen de prijzen aanzienlijk. Richard benadrukt het belang van de bescherming van het eiland, het faciliteren van toerisme door kleine bedrijven en familiebedrijven.
Mensen van het eiland beginnen zich aan al die toeristen te ergeren
Alexander Kiewiet, die een strandclub heeft en activiteiten organiseert, beaamt dat de grens is bereikt en dat mensen zich ergeren op straat, vooral in de dorpskernen. Hij legt de nadruk op duurzaamheid en het werken met lokale producten. Eilandbewoner Gunda Brunotte, die 150 vakantiehuizen verhuurt en voorzitter is van het ondernemersplatform op Ameland, vindt het van vitaal belang dat ondernemers en natuurorganisaties met elkaar communiceren en oplossingen vinden voor het toerisme op het eiland.
Alexander vindt dat bedrijven zich moeten aanpassen aan het plafond van het toerisme, en dat alle ondernemers enigszins dezelfde visie moeten hebben. Sommige partijen willen steeds meer, maar Alexander steunt dat niet. “We verkopen een stukje natuur, en daarvoor komen de toeristen. Dus als we dat op de een of andere manier op slot zetten, denk ik dat we achteruit gaan,” zegt Gunda.